Sensoriek betekent zintuiglijk waarnemen. Dit waarnemen gebeurt met behulp van de zintuigen. Hierdoor krijgen we informatie over ons eigen lichaam en de wereld om ons heen. Om goed te kunnen functioneren is het belangrijk dat de zintuiglijke waarnemingen goed door het zenuwstelsel worden verwerkt, dit verwerkingsproces wordt sensomotoriek of zintuiglijke informatieverwerking genoemd. Wanneer dit waarnemen niet goed verloopt kan het kind problemen hebben op de volgende gebieden:
- bewegen; zoals angst voor bewegen, opgetild worden, bang om te vallen, niet willen schommelen of koppeltje duikelen of moeilijk stil kunnen zitten, veel wiebelen, geen gevaar zien.
- aanraken/tast; het aanraken door anderen, knuffelen, wassen van haren, werken met zand/vingerverf wordt als vervelend ervaren of het kind ziet er slordig en vies uit doordat hij het niet goed voelt.
- gecoƶrdineerd bewegen; zoals veel vallen, komen onhandig over, kunnen niet twee dingen tegelijk doen.
- aandacht bij een activiteit houden; snel afgeleid, vergeten vaak iets, organiseren van langdurige taken geeft problemen.
- zelfregulatie van de alertheid.
- kruipen, springen, huppelen, fietsen.